meneer pastoor


meneer pastoor 1.0

benaming voor de pastoor; titel waarmee de pastoor wordt aangesproken; aanspreektitel voor de pastoor

Semagram (extra betekenisinformatie)


Meneer pastoor…

is een benaming

  • [Gebruikswijze] wordt gebruikt om de pastoor mee aan te spreken

    Algemene voorbeelden


    Ik herinner me nog goed mijn eerste eucharistieviering als misdienaar. Met een bang en hevig kloppend hart stapte ik onze weekkapel binnen. Ik voelde mij trots omdat ik samen met meneer pastoor achter het altaar mocht staan. Ik durfde mij niet te bewegen en ik lette goed op wanneer ik iets moest doen, want ik wou absoluut niet dat mijn eerste mis als misdienaar in het honderd zou lopen.

    http://www.geloofenleven.be/2000-3.html#priester,

    De moeder van meneer pastoor was ernstig ziek en zijn huishoudster was slecht ter been.

    Mooi was Maria, Marijke Höweler,

    Plotseling draaide hij zich naar ons, het groepje schoolkinderen, om. 'En gij, moet gij niet op school zijn? 't Is toch nog geen vakantie, hé?' 'De meesters zijn op conferentie, meneer pastoor!' 'Conferentie?' 'Over de nieuwe spelling, meneer pastoor.'

    Een lichtgevoelige jongen, Walter van den Broeck,

    Als alle schutterijen zich present hebben gemeld, wordt het feest geopend met de diverse volksliederen en het gebruikelijke gebed door mijnheer pastoor. Vervolgens gaat het geheel in optocht door het dorp of de stad waar op een afgesproken plek een defilé wordt afgenomen (identiek aan de militairen).

    http://www.ou.nl/open/haw/

    'Moet ik ondertussen nog iets doen, mijnheer pastoor?' 'Ja, je kunt alvast twee weesgegroetjes en drie onzevaders bidden.'

    Naakte zielen, Luc Deflo,